Stel je de volgende recensie voor van een smartphone: ‘De telefoon presenteert zich goed vanaf moment één. Als je de verpakking opent, ligt hij bijna ceremonieel opgebaard. Voor de body zijn aluminium en glas gebruikt die dit model een hoogwaardige uitstraling geven. Daarnaast geven de gebogen randen de smartphone een aangenaam dunner profiel. Het geheel ademt kwaliteit.’
Dan denk je toch: fijn om te weten, maar je hebt hem toch ook wel aangezet, vriend? Hoe belt-ie? Geeft de camera mooie foto’s? Kortom: je wilt weten hoe het is om het apparaat te gebruiken. Alleen de esthetische kwaliteit beschrijven is volstrekt onvoldoende.
Zonder beoordeling
Een station wordt besproken zonder een beoordeling van functionele aspecten als looproutes of bewegwijzering
Toch is dat precies wat er gebeurt bij architectuurrecensies. Ik ben die van de Volkskrant van het afgelopen jaar eens doorgelopen. Een station wordt besproken zonder een beoordeling van functionele aspecten als looproutes of bewegwijzering. Een studentenwooncomplex krijgt op basis van de buitenzijde het stempel ’te weinig zeggingskracht’, maar er wordt met geen woord gerept over de kwaliteit van de appartementen in het gebouw. Bij een nieuw poppodium wordt niet verteld hoe de concertzaal zich houdt tijdens een optreden, of hoe de oefenruimtes bevallen.
Architectuurrecensies beschrijven de structuur van een gebouw, het materiaalgebruik, wat het oproept. Allemaal uiterlijk. Als het gebruik al aan bod komt, gaat het vooral om aspecten die zichtbaar zijn voor de recensent (‘Lekker veel stopcontacten’). Terwijl daadwerkelijk gebruik iets is wat ik – naast het esthetische oordeel – óók wil weten: werkt het? Wérkt dat nieuwe ding, toch doorgaans neergezet om een functie te vervullen.
Aanzienlijke rol
Bij een oordeel over een gebouw zou je verwachten dat het gebruik ervan een aanzienlijke rol vervult. Dus zou een recensent het gebouw moeten beoordelen terwijl het vol in gebruik is. Rondlopen, kijken, met mensen praten. En niet op de dag dat het gebouw is geopend (of daarvoor), maar een maandje later, als bewoners en gebruikers gewend zijn en zich een oordeel hebben gevormd.
Architectuurrecensies staan op de kunstpagina’s en je kunt je afvragen of ze daar thuishoren. Maar als je ze daar plaatst, bespreek architectuur dan niet zoals beeldende kunst, maar zoals podiumkunst: een toneelstuk recenseer je ook niet op basis van de generale repetitie, zonder publiek erbij. Dan weet je alleen maar hoe het in elkaar ziet, niet wat het doet.
Deze column verscheen in de Volkskrant op 19 maart 2016.
Foto: Dick Sijtsma