Terug naar je fort van cynisme, opportunisten en betweters. Tijd voor een Oranje dat nooit opgeeft, schrijft Jasper van Kuijk. ‘Want wij geven nooit op. Nooit.’
Verschenen in de Volkskrant op
Het is de ochtend na de nacht. Ik probeer mijn zoontje van tweeëneenhalf uit te leggen wat er gisteren is gebeurd. ‘Het Nederlands elftal heeft gisteren verloren.’ Hij denkt even na. ‘Oh. Maar ze hebben ook wel een beetje gewonnen toch?’ Mijn eerste reactie is dat dit het WK is en niet Henny Huisman’s Miniplaybackshow. Maar A kent hij de Miniplaybackshow niet, en B is het voordeel van kinderen van tweeëneenhalf dat ze de dingen vaak helderder zien dan kinderen van achtendertig. ‘Ja,’ zeg ik, ‘Ik geloof het wel. Ze hebben ook een beetje gewonnen.’
Fanatieke voetbalanalisten, stopt u maar met lezen, want ik ben wat u wellicht terecht denigrerend noemt ‘een gelegenheidssupporter’. Ik voetbalde in mijn jeugd en keek op zondag met mijn vader naar Studio Sport. In een half uur zag je alles. Niet meer. Ik heb geen zin om mijn halve zondagavond op te offeren. En als Nederlandse teams in de Champion’s League speelden wilde ik nog wel eens kijken, maar om nou een legertje huurlingen met moeite de kwalificaties te zien overleven en ze dan te zien worstelen tegen een clubs met beter betaalde huurlingen en een miljard schuld bij de belastingdienst. Mwah.
Retro ’74 Oranje shirt
Dat alles verandert bij mij als het Nederlands elftal speelt. Het mooie van landenvoetbal is dat je niks te kiezen hebt. Je kunt geen spelers kopen, hoogstens af en toe er eentje opportunistisch naturaliseren. En waar je in Deurne nog wel eens Ajaxfans vindt of in Lochem jochies met een Barcelonashirt zie je weinig Brazilianen die zeggen: ‘Ik ben niet voor Brazilië, ik ben voor Engeland.’ Landenvoetbal is roeien met de riemen die je hebt om de eer van je land. En dan gaat het dus ergens over. En dat trekt mij, als het ergens over gaat. Dan zit ik in mijn retro ’74 Oranje shirt op de bank, ik haal mijn voetbalkennis weer op, en ik schreeuw, raak gefrustreerd, juich.
Hallo generatie met frustraties over ’74 en ’78, het is klaar met het gezeik. Jullie hebben je Oranje gehad, nu is het tijd voor ons Oranje
Natuurlijk had ik graag een Nederlands elftal gezien dat wat vaker naar voren speelt in plaats van breed. Dat er wel in slaagt om een dichtgetimmerd middenveld te doorsnijden. Dat niet alleen niks weggeeft, maar ook iets meer binnen haalt. Toch ben ik van dit Nederlands elftal gaan houden. Meer dan van het team dat de finale tegen Spanje speelde. Toen keek ik met samengeknepen billen naar het schoffelwerk op het middenveld. Ik schaamde me een beetje. Iets wat je opzij zet als ze winnen, maar het zat me niet lekker. Ook dit WK werd er stevig verdedigd, maar het was niet goor. Nederland heeft een halve finale verloren, maar mij volledig voor zich gewonnen. En volgens mij meer Nederlanders. Ja, er zit schoonheid in wilskracht.
Ik hou van de rushes van Robben. Van de meesterlijke goals van Van Persie, Depay en Fer. Van die veredelde eredivisieverdediging onder leiding van Ron Vlaar die een nieuwe Jaap Stam bleek. Van hoe Messi geen poot aan de grond kreeg. Van de briljante ingevingen van Van Gaal. Ik hou van een Robben die in de pauze van de verlenging tegen Costa Rica het team toespreekt. Van de wil om te winnen. Van dat verwoestende schot van Sneijder. Van de bezieling. Van hoe Kuyt na de gewonnen penalty’s tegen Costa Rica in de camera schreeuwt: ‘Wij geven nooit op. Nooit.’ Kippenvel. Dát is mijn Oranje.
Tijd voor ons Oranje
Hallo generatie met frustraties over ’74 en ’78, het is klaar met het gezeik. Jullie hebben je Oranje gehad, nu is het tijd voor ons Oranje. Voor een Oranje dat – in welk systeem ze ook spelen – altijd alles geeft. En daar blijven jullie met je poten vanaf. Nu komt het gezeik natuurlijk weer, want ze hebben verloren. Terug naar je fort van cynisme, opportunisten en betweters.
Na de verloren finale van 2010 zag ik de enige goeie verlies-inhaker die ooit gemaakt is. Een spot van Nike. ‘We kwamen zo dichtbij, om een ding te leren: als je alles geeft, verlies je niets.’
Het raakte me omdat het precies verwoordde hoe ik me toen voelde. Precies de juiste toon. Ik heb het uiteindelijk verwerkt in mijn eerste voorstelling. Het werd mijn motto: ‘Als je alles geeft, verlies je niets.’ Wesley Sneijder zei het ook toen Oranje eruit vloog op het afgelopen EK. ‘We hebben alles gegeven.’ Toen was het niet waar. Nu wel.
Wat ik ga doen is mijn Oranje shirt van gisteravond, dat verfrommeld in de hoek ligt, oppakken en het aantrekken. Want wij geven nooit op. Nooit.