Ontwerpen heeft een grote broek aangetrokken. Wat ooit begon als styling (dingen mooi maken) ging via industrieel ontwerpen (goede oplossingen maken) naar het ontwerpen van gebruikservaringen. De focus verplaatste zich van de kwaliteit van het product naar de kwaliteit van de relatie tussen mens en product: de interactie en gebruikservaring.
De ambitie van veel ontwerpers reikt nog verder. Je kon jarenlang geen ontwerpcongres bijwonen of het ging erover dat ‘wij ontwerpers de wereld beter zouden moeten maken’. Die vrijheid hebben veel ontwerpers niet, omdat ze werken voor adviesbureaus of grote bedrijven. Of zoals een vriend het samenvatte: ‘Ontwerpers zijn toch een beetje de hoeren van de industrie’.
Op het rechte pad
Als een social designer een ontwerpfout maakt dan ontwricht dat potentieel een (deel van de) maatschappij
Maar de hoeren zijn op het rechte pad. Onder de noemer social design houden ontwerpers – zoals bijvoorbeeld Daan Roosegaarde – zich bezig met het radicaal herontwerpen van belangrijke aspecten van de maatschappij: ziekenhuizen, infrastructurele projecten, schoolsystemen, vluchtelingenkampen, apps die mensen laten stoppen met roken, noem maar op. De ambitie is niet een beter product, of een betere relatie tussen mens en product, maar om via het product een positief effect teweeg te brengen in het gedrag van mensen of in hun omgeving.
Omdat ze anders kijken en werken kunnen ontwerpers (met wetenschappers, beleidsmakers en ingenieurs) bijdragen aan het verbeteren van de maatschappij. Maar een vereiste voor social design is ook dat ze aanspreekbaar zijn op hun voorstellen. Want er staat nogal wat op het spel. Als zo’n ouderwetse ontwerper een fout maakt, zit een bedrijf met een slecht lopend product, als een social designer een ontwerpfout maakt dan ontwricht dat potentieel een (deel van de) maatschappij. Denk aan de Bijlmer. Denk aan het Studiehuis.
‘Ja-maar mensen
Als je grote maatschappelijke impact claimt en nastreeft, ligt de lat hoger dan dat je ideeën inspirerend zijn. Dan kun je kritiek op haalbaarheid en wenselijkheid niet afdoen als niet-visionair geneuzel van ‘ja-maar mensen’. Je moet als social designer laten zien waarop je ideeën zijn gebaseerd, op welke kennis uit de sociologie, gezondheidszorg, chemie, etc.
Bovenal moet je open staan voor kritiek, want daar worden ideeën beter van. Als je voor de maatschappij wil ontwerpen, dan moet je niet verbaasd zijn als de maatschappij mee wil praten.
Deze column verscheen in de Volkskrant op 5 maart 2016Foto: Michael Coghlan