Verloopjes

‘Ja hallo, met Apple.’ ‘Hallo, met Jasper. Ik heb een vraagje over mijn hdmi-verloopstekkertje.’
– ‘Ah, van de usb-c-aansluiting op de nieuwe MacBook Pro naar de hdmi-aansluiting voor de beamer?’
‘Ja, die.’
– ‘Oké, ik dacht ik vraag het even, want er zitten nogal wat verloopjes bij die nieuwe MacBook Pro, hè. Maar… als iedereen straks over is op usb-c, dán hebt u al die verloopjes niet meer nodig. Dus u bent al helemaal klaar voor de toekomst.’
‘Nou, als dat overschakelen op usb-c doorgaat in hetzelfde tempo als nu, dan is mijn laptop zelf eerder afgeschreven dan dat ik die verloopjes kwijt ben.’
– ‘Eh ja… maar u kunt nu wel zelf kiezen aan welke kant u de oplader aansluit, want die heeft óók een usb-c-stekkertje.’
‘Ja, dat klopt, alleen had jullie oude oplader zo’n fijne magneetaansluiting die voorkwam dat ik – of een van mijn kinderen met adhd-aansluiting – per ongeluk de laptop van tafel trok. Die nieuwe oplader heeft dat niet. Maar goed, nog even over mijn hdmi-verloopje.’
– ‘Ah. En is dat een verloopje van ons, meneer?’
‘Ja, het is een origineel Apple-kabeltje.’
– ‘Ja, ik vraag het even, want veel mensen weten niet dat er in onze computers en verloopjes speciale chips zitten die detecteren of het wel een original Apple-accessoire is, waardoor een verloopje dat normaal iets van 10 euro zou kosten nu 45 euro kost, omdat andere fabrikanten het niet kunnen namaken. Maar meneer, dat doen we dus alleen maar om de kwaliteit te waarborgen.’
‘Nou, dat kabeltje van jullie, dat doet het niet. Ik heb de hele tijd flikkerend beeld. Als we een langere kabel naar de beamer leggen, of als we het signaal verdelen over twee beeldschermen.’
– ‘Ah, maar dat is de bedoeling, meneer. Dat is om te zorgen dat hd-films uit iTunes niet in een commerciële context worden vertoond.’
‘Luister, ik heb met dit original Apple-hdmi-verloopje meer gedoe dan vroeger met vga. Dat slaat toch nergens op?’
– ‘Ja, u zóú er inderdaad voor kunnen kiezen om weer vga te gaan gebruiken. Dan heeft u wel…’
‘… een verloopje nodig. Ja, ik had al zo’n vermoeden.’

Deze column verscheen op 7 april in de Volkskrant.

******

Mis nooit meer een ‘Hoe moeilijk kan het zijn? en volg me via Facebook of Twitter.

Prototypes

Ontwerpers worden nog weleens gezien als briljante geesten, die, waar anderen alleen maar problemen zien, de oplossing zo uit hun mouw schudden. Inderdaad zijn ontwerpers bovengemiddeld creatief, alleen werken hun oplossingen meestal niet, of niet goed genoeg. Voor James Dyson een goed werkend exemplaar van zijn zakloze stofzuiger had, was hij ruim 5000 prototypes verder. Bedenken, bouwen, testen en terug. Itereren, wordt dat genoemd. Geen lineair proces dat één kant op gaat, maar een proces waarin je steeds terug mag springen: aanpassen, weer testen, herontwerpen. En dat dan 5000 keer. Met elk prototype leer je weer iets over wat werkt en wat niet. Maar ook wordt steeds duidelijker aan welke eisen je ontwerp moet voldoen.

Jeff Hawkins, bedenker van de eerste commercieel succesvolle palmtopcomputer, liep tijdens de ontwikkeling van deze PalmPilot rond met een blokje hout

Dát is ook waarom het niet werkt om eindeloos te blijven hangen in het opstellen van een eisenpakket (leest u mee, beleidsambtenaren en ict-ontwikkelaars?). Dat eisenpakket gaat namelijk gegarandeerd op de helling zodra je het eerste prototype hebt gebouwd en uitgetest. Nu ging het bij Dysons prototypes om de technische werking, maar je kunt ook de gebruikservaring prototyperen. In de film The Founder zit een prachtig fragment (zie hieronder) waarin de gebroeders McDonald’s met krijt op een tennisbaan eindeloos de inrichting van hun keuken uitproberen.

Jeff Hawkins, bedenker van de eerste commercieel succesvolle palmtopcomputer, liep tijdens de ontwikkeling van deze PalmPilot rond met een blokje hout. Een eerdere palmtop die hij had ontwikkeld was mislukt: te groot en onhandig. Hawkins besloot om te verkennen, te ‘pretotypen’, hoe je een palmtop zou willen gebruiken.

Dus daar zat hij maandenlang in vergaderingen, aantekeningen te maken op een blok hout. Afspraken opzoeken in de agenda, nieuwe contacten invoeren. Zo kwam hij erachter wanneer je wat in zou willen voeren en opzoeken. Een van zijn conclusies: uitgebreidere invoer en moeilijkere handelingen wil je op de computer doen, terwijl je op de pda zelf vooral dingen op wilt zoeken. Conclusie: er moest synchronisatie komen tussen de computer en de pda, iets wat inmiddels standaard is op elke smartphone. En dat allemaal door rond te lopen met een blok hout en te negeren dat je collega’s denken dat je knettergek bent.

Deze column verscheen op 30 maart 2018 in de Volkskrant.

Kindermagneet

Waar je ook bent en wat je ook doet en hoe leuk ze dat ook vinden, zodra mijn kinderen een beeldscherm zien laten ze alles uit hun handen vallen en veranderen ze in apathische beeldschermjunkies. We proberen hun ‘schermtijd’ te doseren en verleiden ze tot andere activiteiten als knutselen, bordspelletjes en boekjes lezen. Tegenover dat laatste staan ze niet geheel onwelwillend, dus trekken we af en toe met z’n allen naar de lokale bibliotheek om de boekencollectie te verversen in de superhip vormgegeven kinderboekenhoek.

ZOEK KINDERBOEKEN

Alleen heeft de bibliotheek sinds enige tijd ook een ‘videohoek’ staan, waarin continu dvd’s worden vertoond. Dus zodra we de bibliotheek binnenlopen zuigen mijn kinderen zich aan het scherm vast als die alien uit Alien aan het gezicht van de bijrolacteur die voor onfortuinlijk ruimteschipbemanningslid speelde.

En als je ze dan eindelijk met behulp van een krik, groene zeep en loze dreigementen hebt losgeweekt van dat scherm en ze naar de boekenhoek hebt gesleept: je draait je een seconde omom een boek te pakken en zoef, weg.

Als je het puur functioneel bekijkt, stelt die videohoek ons als ouders in staat om veel sneller de taak ‘zoek kinderboeken’ uit te voeren. Maar het idee was niet om snel even wat boeken uit het rek te trekken, maar om de kinderen er een beetje bij te betrekken. Ze ook zelf wat te laten zoeken, overleggen wat ze leuk vinden. En je zou denken dat een bibliotheek dat wil ondersteunen.

APATHISCH

Dus wij naar de balie of dat scherm uit kon. ‘Ja, we horen het wel van meer ouders’, aldus de bibliothecaresse. ‘Misschien moeten we er eens naar kijken.’

Het kan zijn dat ze naar dat scherm gekeken hebben, maar dan op dezelfde apathische manier als mijn kinderen, want die filmpjes draaien nog steeds. Volgende keer neem ik mijn iPad mee, kan ik rustig de krant lezen.

Deze column verscheen op 24 maart 2018 in de Volkskrant.

VK99 SEDM MOEI LIJK IBAN 02

Dit stukje in de 99e jaargang van de Volkskrant in het katern Sir Edmund uit de serie ‘Hoe Moeilijk Kan Het Zijn?’ gaat net als vorige week over IBAN. Maar dat had u natuurlijk allang opgemaakt uit de titel.

IBAN is eigenlijk niet bedoeld voor menselijke consumptie. Het is een machinecode die de betalingszekerheid verhoogt, omdat het de volledige routebeschrijving voor een transactie bevat: ‘Ga naar Spanje, zoek de bank Bankia en geef geld aan klant 24890120′. Bovendien zit in IBAN-nummers een controlegetal dat voorkomt dat geld wordt overgemaakt naar niet-bestaande rekeningnummers.

Alleen is voor een gebruiker het nachtmerriescenario niet dat je een niet-bestaande bankrekening intikt, want dan krijg je je geld teruggestort, maar dat je het verkeerde bestaande nummer intikt. Als geld eenmaal op andermans rekening staat, kan een bank het namelijk niet meer terugstorten.

Dat gebeurt in Nederland maandelijks zo’n 1.500 keer, resulterend in ongeveer 6 miljoen euro aan verkeerde overboekingen. Een flink deel hiervan zou te voorkomen zijn geweest door nummer/naam-verificatie in te voeren, die bij elk ingevoerd rekeningnummer de naam van de begunstigde laat zien, zoals bij ING vroeger.

En dan nog het nare neveneffect dat bij IBAN de banknaam in je rekeningnummer staat. Bij de oude, alleen uit getallen bestaande rekeningnummers had de Nederlandse overheid, net als bij de mobiele telefoonmaatschappijen, nummerportabiliteit af kunnen dwingen. Dit had wellicht wijzigingen in de backoffice van het betaalsysteem gevergd, maar in de rekeningnummers zelf zaten geen beperkingen. Tot IBAN. De Europese commissie heeft recentelijk aangegeven voor bankrekeningportabiliteit te zijn, maar ziet ook dat het zojuist door de EU ingevoerde en door de banken bedachte IBAN een belangrijke blokkade is.

Laten we ervan uitgaan dat IBAN is bedacht om internationale transacties eenvoudiger te maken. Dat is gelukt. Maar 95 procent van onze transacties zijn binnelandse betalingen. Een belangrijk onderdeel van interactieontwerpen is het aanbrengen van een hiërarchie in de functies van het product: primaire functies moeten snel en zonder moeite te bedienen zijn, secundaire functies mogen iets moeilijker te vinden zijn, enzovoort. IBAN is alsof je bij een auto de bediening van de parkeerlichten een stukje makkelijker maakt, maar die van de koplampen vervolgens verstopt.

Deze column verscheen in de Volkskrant op 11 juni 2016

IBAN zonder spaties

Elke keer als ik een factuur moet betalen waarop het IBAN-nummer zonder spaties is afgedrukt, heb ik de neiging het betreffende bedrijf een mailtje te sturen met de vraag wat de betalingstermijn ook al weer was. Endatikdanindatmailtjeallespatiesweglaat. Niet dat ik hun de schuld geef van het gedrocht dat IBAN is, maar laten we het elkaar niet nóg moeilijker gaan maken.

Mensen zijn er niet op gebouwd een code van 18 cijfers en letters te onthouden

Mensen zijn er niet op gebouwd een code van 18 cijfers en letters te onthouden, ook niet voor heel even. Dat moet je opbreken in behapbare stukjes. Als je een IBAN-nummer netjes per vier items weergeeft, zijn die blokjes makkelijker te onthouden en je ziet waar elk blokje begint en ophoudt, wat voorkomt dat je bij het heen en weer kijken tussen factuur en computer cijfers dubbel invoert.

Bovendien, met spaties wordt het nummer sneller herkend als IBAN tussen de kvk-nummers, btw-nummers, relatienummers en factuurnummers. Codes herken je namelijk niet alleen aan de indicatie die ervoor staat (KvK, Tel., Fact.nr), maar ook aan het stramien. Vier cijfers en twee letters? 1234 HJ: postcode. Tien cijfers waarvan de eerste drie of vier van de rest zijn gescheiden door een streepje? 012 – 345 678 90: telefoonnummer. Iets dat begint met 06-? Mobiel nummer. Code van achttien alfanummerieke symbolen beginnend met NL, daarna twee cijfers, vier letters, twee blokken van vier cijfers en dan nog twee? NL10 TRIO 1234 5678 90: IBAN.

En dan is er nog enig risico dat de O in bankcodes als TRIO en RABO wordt verwisseld met de 0 (nul): NL01RABO2013… Bij een IBAN met spaties wordt de uit letters bestaande bankcode van de cijferblokken gescheiden, waardoor de kans op verwarring afneemt.

Ik moest voor een kortingsactie van Samsung het serienummer van mijn draadloze speakertje opzoeken en kwam erachter dat Samsung serienummers heel doordacht afdrukt. Elke nul heeft, om hem te onderscheiden van de letter O, een schuine streep erdoor, zoals op oude DOS-computers. En onder elk getal stond een streepje, onder letters niet.

Als je al het bovenstaande toepast op je IBAN verandert het redelijk onleesbare NL10RABO1234567890 in:
dca6c171-80f6-432b-89ad-6eab338f90ed

Dat is een aanzienlijke verbetering, maar het komt er dus wel op neer dat wij de rommel van de banken opruimen. Maar goed, daar beginnen we inmiddels handigheid in te krijgen.

Deze column verscheen in de Volkskrant op 4 juni 2016.

Zonnecelplakkaten

Sommige mensen met zonnepanelen kijken met tranen van vreugde naar hun achteruitlopende elektriciteitsmeter. Maar mooi? Er zullen vast mensen zijn die een zwart zonnepanelenplakkaat op een rood pannendak mooi vinden, maar dat heeft meer te maken met de symboliek ervan dan met de aanblik.

Volgens de innovatietheorie van Rogers maakt een innovatie een aantal fasen door, waarin verschillende soorten consumenten door het product worden aangesproken: innovators, early adopters, early majority, etc. Elke groep stelt zo zijn eisen aan het product, waardoor per fase verschilt wat de kritieke eigenschappen zijn. Bij de introductie zijn dat vaak technische prestaties en kosten en als daar niet meer op kan worden geconcurreerd volgen zaken als gebruiksgemak en uiterlijk.

Neem MRI-scanners: eerst waren we dolblij dat we bij mensen in het lichaam konden kijken. Dat mocht wat kosten, qua geld, qua inspanning van het medisch personeel en qua discomfort voor de patiënt. Later zagen fabrikanten kansen in een verbeterde bediening, waardoor het personeel minder fouten maakt en minder stress heeft. Inmiddels heeft Philips een ontwerp voor een MRI-kamer, waarin met behulp van licht, projectie en een vriendelijker vormgegeven scanner patiënten een zo prettig mogelijke ervaring wordt geboden.

Zo’n traject van functionaliteit-gebruiksgemak-uiterlijk lijkt ook ingezet voor zonnecellen. Na een eerste focus op prestatie en kosten werd het gebruiksgemak verbeterd door vereenvoudigde installatie en door de financiering, installatie en onderhoud in één pakket aan te bieden. Nu komen er steeds meer zonnecellen op de markt in de vorm van dakpannen. Momenteel hebben deze nog een lagere opbrengst dan paneelplakkaten, maar dat zal beter worden.

Daarnaast vinden consumenten technische prestaties niet altijd het belangrijkst. Bij toenmalig mobieltjesfabrikant Ericsson hielden de ingenieurs lange tijd vast aan een externe antenne, omdat dat de ontvangst en daarmee de batterijduur verbetert. Bij Nokia was men overtuigd dat consumenten geen antenne wilden en zocht men daar de benodigde technologie voor. Het leverde Nokia een voorsprong op. Zo kan voor mensen die nu nadenken over zonnecellen uiterlijk zo maar eens een doorslaggevende overweging kunnen zijn. Zonne-energie uit een rood pannendak, daar krijg ik nou tranen van in mijn ogen.

Deze column verscheen in de Volkskrant op 28 mei 2016
Foto: Wijkvereniging Tuinwijk

Elektrisch koken

Dikke kans dat u over vijftien jaar elektrisch kookt. Het Groningse gas zal uitgeput raken en gas is bovendien geen duurzame energiebron. Aardgas kun je maar op één manier opwekken, door het uit de aarde te halen, voor elektriciteit zijn er meer potentiële bronnen, waaronder duurzame, zoals wind- en zonne-energie. Waarbij vooral zonne-energie ook nog lokaal, op je eigen huis, opgewekt kan worden. Batterijtje aan je panelen en je staat het avondeten te koken op zonne-energie.

Prachtig, behalve dat ik de schurft heb aan elektrisch koken. We zijn godzijdank inmiddels voorbij die elektrische kookplaten die er zo lang over doen om op te warmen dat je eten nog eerder gaar is in de ondergaande zon. En die, wanneer ze eindelijk zijn opgewarmd, dan weer zo heet worden dat je de eerste vier uur alleen nog de keuken in durft met een asbest schort aan en een teflon koekenpan voor je gezicht. Dan laten we nog buiten beschouwing dat je aan elektrische kookplaten niet kunt zien of ze aan staan of niet (‘Is deze nog war… JA SHIT AU’).

Als klap op de vuurpijl heb je bij inductie vaak ook nog die priegel-tiptoetsen

Daar heeft inductie enige verbetering in gebracht. Met de nadruk op enige. Want inductiekookplaten reageren nog altijd trager dan gaspitten. Als je een gaspit hoger draait, zie je vrijwel direct het water harder koken. Doordat er bij inductie meer tijd zit tussen de actie (instellen) en reactie (harder koken) is het lastiger om proefondervindelijk de juiste stand te vinden. Als klap op de vuurpijl heb je bij inductie vaak ook nog die priegel-tiptoetsen. Toegegeven, fantastisch makkelijk schoon te maken, maar je moet wel negen keer tikken in plaats van één keer draaien. Bovendien weigeren die dingen al dienst als ze ook maar een beetje nat of vies zijn.

De overgang naar puur-elektrische huizen is een technologietransitie. Mensen accepteren een technologie sneller als die minstens zo gebruiksvriendelijk is als de oude. Consumenten beoordelen technologische innovaties op hoe die in het dagelijks leven uitpakken. Denk aan de actieradius en prijs bij elektrisch rijden. Hoewel we per huishouden maar zo’n 3 procent van ons gas gebruiken voor koken, is dat net wel de handeling waar het verschil tussen gas en elektra duidelijk merkbaar is. Dus een grootschalig en langetermijnbeleidsproces als het uitfaseren van aardgas kan afhangen van iets kleins als de beschikbaarheid van een gebruiksvriendelijke elektrische kookplaat.

Deze column verscheen in de Volkskrant op 21 mei 2017.

Voicemail

Iemand belt en je bent net te laat. Je belt terug: in gesprek, want die persoon is je voicemail aan het inspreken. Waarop jij weer de voicemail van die ander inspreekt. Voicemailtennis. Wat zou het mooi zijn als je in zo’n geval een berichtje hoort: ‘U wordt nu gebeld door de persoon wiens voicemail u gaat inspreken.’

Dat gaat niet gebeuren. Voicemail is namelijk niet alleen een dienst voor consumenten, maar – vooral ook – een verdienmodel voor telecomaanbieders. Als de gebelde partij in gesprek is of niet thuis, wordt het netwerk van de telecomaanbieder wel gebruikt, maar kan er geen geld worden gerekend. Door voicemail wordt er dan alsnog verdiend. Door de telecomaanbieder van degene die opbelt omdat er een verbinding tot stand wordt gebracht en door die van de ontvangende partij doordat die persoon zijn voicemail moet beluisteren.

Visual Voicemail

Als het belangrijk is sturen ze wel een appje. Gratis

Dat bedrijven verdienen aan voicemail kun je opmaken uit het feit dat T-Mobile 1,99 rekent voor Visual Voicemail, een extra menu op iPhones waarin je je voicemailtjes op een rijtje ziet. Je hoeft dus niet meer al je berichten op volgorde af te luisteren en je kunt berichten makkelijk verwijderen door even te swipen. Dat scheelt belminuten. Je betaalt niet voor het uitluisteren van je voicemail, maar de dienst kost wel euro 1,99 per maand. Laten we zeggen dat het aanbieden van Visual Voicemail 50 cent kost (lijkt me ruim), dan nog houdt T-Mobile 1,50 euro per maand over. 18 euro per abonnee per jaar. Dat is kennelijk de orde van grootte van het bedrag dat een telecomaanbieder misloopt als jij je voicemail niet meer uitluistert. Interessant, zeker als je miljoenen abonnees hebt. Wat ook veelzeggend is, is dat negen jaar na de introductie van de iPhone, KPN en Vodafone geen Visual Voicemail aanbieden. Wat betekent dat het een impopulaire dienst is (joh, voor 2 euro per maand, raar) of dat gewone voicemail te profijtelijk is.

Op de vaste telefoon was voicemail nog wel een sympathieke geste. Je was toen vaak langere tijd niet in de buurt van je telefoon, en voicemail loste dat op zonder dat je een apparaat hoefde te kopen. Maar op mobiel? Tegenwoordig kun je iemand die je niet kunt bereiken net zo makkelijk een berichtje sturen. Ziet die ook gelijk waarover het ging, zonder dat uitluistercircus. Gelukkig kun je bij de meeste providers je voicemail makkelijk uitzetten. Echt, als het belangrijk is sturen ze wel een appje. Gratis.

Deze column verscheen in de Volkskrant op 14 mei 2016
Foto: .jeff.

Posters krabben

De natuurlijke vijanden van het elektriciteitshuisje zijn de poster en de tag. Elk huisje is vroeg of laat van boven tot onder bedekt met graffiti en de aankondigingen van paranormaalbeurzen. Veel gemeenten pakken wildplakken en graffiti zo snel mogelijk aan. Het lijkt geïnspireerd door de ‘broken window’-theorie, het idee dat relatief kleine overtredingen, zoals wildparkeren, vuil op straat en, jawel, kapotte ramen, in een gebied kunnen leiden tot vervaging van normbesef en daardoor tot grotere overtredingen. En vaak is het ook gewoon lelijk, omdat niet iedereen graffitiet als Banksy.

Geometrisch tegelreliëf

Een ander ontwerp kan het probleem wegnemen

Dus zijn er websites waar je als burger ‘meldingen publieke ruimte’ kunt doen en rijden er mannetjes rond die posters afkrabben en graffiti zo snel mogelijk verwijderen. Dit maakt beide activiteiten minder aantrekkelijk, want niemand ziet je boodschap. Maar in plaats van afkrabben en wegspuiten wil je als gemeente eigenlijk plakken en spuiten voorkomen.

Voor graffiti spuiten en posters plakken heb je een glad, gelijkmatig oppervlak nodig. Dit inspireerde de gemeente Delft om elektriciteitshuisje en een tunneltje te bekleden met een geometrisch tegelreliëf. Het onregelmatige oppervlak en kleurpatroon leiden ertoe dat posters niet blijven hangen en dat graffiti niet mooi uitkomt. Het lijkt te werken. In een tunneltje waar jarenlang centimeters dikke lagen posters hingen, hangt nu niks meer. Reactief schoonmaken kost veel tijd en geld, preventief surveilleren is niet te doen, maar een ander ontwerp kan het probleem wegnemen.

Anti

De publieke aankondiging maakte de nodigde creativiteit los bij de lokale hooligans

Het leuke is dat het tegelpatroon er niet uit ziet als ‘anti’. Anti-wildplasafdakjes en anti-regenpijpklimstekels zien er precies zo uit: als een maatregel tegen ongewenste activiteiten. Dit tegelpatroon zou ook gewoon een versiering kunnen zijn.

Waarom dat belangrijk is? De gemeente Maasdam kondigde in 2007, nadat bestaande bushokjes keer op keer aan gort waren geslagen, de komst aan van hufterproof, van vezelversterkte kunststof gemaakte exemplaren. Die waren twee weken na de trotse aankondiging tot de grond toe afgebrand. Kunststof is bestand tegen de bruutste klappen, maar brandt uitstekend. De publieke aankondiging maakte kennelijk de nodigde creativiteit los bij de lokale hooligans. Dus voor het geval er nu ineens alsnog posters en graffiti verschijnen in de Delftse tunneltjes, alvast mijn excuses aan de gemeente Delft.

Deze column verscheen in de Volkskrant op 7 mei 2016

Vrije plaatskeuze

Ik loop het podium op van het pas-geopende theater waar ik een try-out presenteer van het cabaretfestival Cameretten. Leuk theater, maar het is het eerste seizoen en ‘de loop zit er nog niet helemaal in’. Niet erg, ook met wat minder bezoekers kun je nog steeds een prima avond hebben. Wat wel erg is, is dat het ongeplaceerde kaarten zijn en mensen dus zelf een plaatsje mogen uitzoeken. Zoals altijd wanneer dit het geval is, verspreidt het publiek zich netjes door de zaal. Niet te dicht op elkaar en zeker niet te dicht naar voren.

In een lege zaal direct naast een vreemde gaan zitten is echter ietwat ongemakkelijk

Terwijl, je wilt het publiek – in elk geval bij cabaret – juist dicht op elkaar en dicht naar voren. Dan heeft de cabaretier makkelijker contact met de zaal en lacht het publiek meer, want elke persoon is dan niet omringd door lege stoelen, maar door (potentieel) lachende mensen. En als je mensen hoort lachen, ga je zelf sneller lachen. Bovendien, als alle bezoekers bij elkaar zitten ziet vrijwel niemand lege plekken voor zich, wat de beleving van de avond ook weer verbetert.

In een lege zaal direct naast een vreemde gaan zitten is echter ietwat ongemakkelijk. Je voelt je dan toch als de gek die in een lege treincoupé precies naast de enige andere passagier gaat zitten. En dit gebeurt niet alleen bij vrije plaatskeuze, het treedt ook op als er online wordt geboekt, waarbij je vaak zelf je stoel kan uitkiezen. Sommige onlineboekingssystemen proberen een al te grote publieksgatenkaas te voorkomen door aanvankelijk maar een beperkt aantal stoelen vrij te geven.

Misschien is het vanwege ons eigen ongemak wel beter ons weer over te geven aan de vriendelijke maar gebiedende hand van de kassadame

De vraag is wat de meerwaarde is van zelf je stoel kiezen. Vroeger gaf je bij je bestelling de gewenste rang door en vulde de kassadame de zaal dan zo goed mogelijk op. Er was de suggestie van keuze – ‘Ik heb twee stoelen op rij 3, in het midden’ – maar in feite had je te maken met een verlicht despoot. Misschien is het vanwege ons eigen ongemak wel beter ons weer over te geven aan de vriendelijke maar gebiedende hand van de kassadame.

Maar deze avond is het vrije plaatskeuze, dus vraag ik het publiek, of ze mij, maar vooral zichzelf een plezier willen doen en dichter bij elkaar willen gaan zitten. Echt dicht bij elkaar. Na wat aandringen van mijn kant, besmuikt gelach en kennismakende hoofdknikjes zitten ze uiteindelijk in vier knusse rijen. We kunnen beginnen.

Deze column verscheen in De Volkskrant op 30 april 2016